Schaduw van omgevingselementen | Zonnestand |
Nemen we voor een algemene beschouwing een muur die in oost-west richting staat met een hoogte h. | De zonnestand wordt bepaald door: De breedtegraad van onze plaats op aarde, wij bevinden ons op de 52ste breedtegraad. En een seizoen afhankelijke hoek. |
Hier is het vlak van de tekening de noord-zuid richting |
Detail: |
Met de zon op de hoogste stand (om circa 12 uur 20
in de winter en 13 uur 20 zomertijd) zal de lengte van de schaduw (s)
op 21 december 4 x de hoogte h bedragen,
op 21 maart en 21 september: 1,28·h
op 21 juni: 0,54·h |
Op 21 maart en 21 september staat de zon recht boven de evenaar dan ontvangen wij de zonnestralen. In de zomer staat de zon recht boven de evenaar De zonnestralen vallen dan onder een hoek van 52° bij ons in. Doordat de aardas een hoek van 23,5° maakt met de loodlijn op het vlak gevormd door de zon en de aardbaan moet daarvoor gecorrigeerd worden buiten die twee data. Midzomer moet daar 23,5° vanaf getrokken worden (zie detail figuur hierboven) en midwinter moet die hoek erbij opgeteld worden. |
Aan de hand van nevenstaande is te zien hoe de zonnestand op het hoogste punt (midden op de dag) in de loop van het jaar varieert. Rond de langste en kortste dag zien we een kleine variatie. De snelste wijziging vindt plaats rond de lente en herfst overgangen. | |
De schaduwlengte van een voorwerp met hoogte h wordt gegeven door: s = h/tan(α) . Met de sinus functie hierboven kan de hoek α bepaald worden. |
AhaFysica
home